Interview met Hein Smit
By Henny on januari 6th, 2015
‘Ik ervaar hier Nabijheid, Zorgzaamheid en Liefde’
Hein Smit – ‘korte voornaam, korte achternaam.’ – is geboren in Semarang in Indonesië en wel in 1922. “Ik heb dus nu de respectabele leeftijd van 92 jaar,” lachbuldert Hein. Hij is een grote goed uitziende man met een scherpe blik. Hein verblijft hier, in Insula Dei, sinds een paar maanden – een beetje tot zijn eigen verbazing – op een zogenaamde TOP-kamer ( Tijdelijke Opvang Plaats) op Noord 4. Hij heeft een mooi groot huis in het prachtige Oosterbeek, maar na aanhoudende problemen met zijn benen, zag hij zich gedwongen om zijn zelfstandigheid, zij het waarschijnlijk tijdelijk, op te geven. Zijn vrouw Juliëtte is al een tijd ernstig ziek. Het spijt hem zeer dat ze even niet bij elkaar zijn. Wel heeft hij iedere dag lange telefoongesprekken met zijn vrouw. Dat geeft troost in deze voor hen zware tijden. Hein: “Het merkwaardige is dat als de fysieke afstand tussen ons groter is, dat we dan toch geestelijk dichter bij elkaar staan. “Zonder dit te overdrijven kan ik wel zeggen dat mijn vrouw betekenis heeft gegeven aan mijn leven.” Tot Hein’s grote verrassing bracht zijn vrouw hem een paar weken geleden een bezoek in Insula Dei. Trots toont hij een foto die op deze dag gemaakt is van hen beiden. Een stralende Juliëtte en een glunderende Hein.
Hein heeft een interessant leven geleid. Even terugkomend op zijn geboorteplaats Semarang; zijn vader had aldaar een leidinggevende functie bij Shell en zijn moeder was een Noorse. Noorwegen speelt mede daardoor ook een speciale rol in zijn leven. Omdat Hein’s moeder niet tegen het tropische klimaat kon, is de familie, al voor de tweede wereldoorlog, teruggekeerd naar Europa. Eerst naar Noorwegen. De vader van Hein maakte een nieuwe start bij Shell in Nederland. Hij bracht het uiteindelijk tot een directiefunctie bij het bedrijf. “ Hij was een stille man; jij zag hem niet veel. Altijd was hij aan het werk. Hij had een heel sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel. Ik zal daar wel iets van hebben meegekregen,“ lacht Hein, “mijn vader was ook van de korte namen: hij heette Kees, gewoon Kees.”
De oorlogsjaren bracht de familie Smit door in Nederland. Vlak na de oorlog kreeg Hein, zoals hij het zelf zegt: “ De behoefte om iets te doen voor het vaderland.“ ‘Onze’ oorlog was dan wel ten einde gekomen, maar in Nederlands Indië woedde hij nog volop. De Japanners hadden zich niet overgegeven. Hein besloot zich als vrijwilliger op te geven voor het leger. Hij werd ingedeeld bij de luchtmacht en na een opleiding tot luchtmachtmeteoroloog in Engeland kon hij ‘aan de bak’, zoals dat heet. Dat was in 1947. Hij begon in Surabaja bij de meteorologische dienst en werd daarna hoofd van de Weerstaf in Biak, dat is een eilandje in de Geelvinkbaai nabij Nieuw Guinea. Het laatste jaar van de Nederlandse zogenaamde politionele acties in Indonesië was hij gestationeerd in Batavia, het latere Djakarta.
Na deze oorlog kon Hein beginnen aan een studie psychologie aan de universiteit in Leiden. Hij koos als richting de bedrijfspsychologie. Hein Smit: “ Speciaal de sociaal psychologische kant interesseerde mij. Als ik nu mijn carrière in drie blokken zou verdelen dan werd het eerst twintig jaar bij de overheid; bij de Rijkspsychologische Dienst, daarna twintig jaar in verschillende bedrijven , waaronder de Heidemij, en de laatste tien jaar heb ik mensen begeleid die tussen de kade en het schip gevallen waren en die zoekend naar een nieuwe toekomst enige hulp van een psycholoog wel konden gebruiken. Mijn taak was een combinatie van psycholoog en marktverkenner. Mede door zeker mijn grote en langdurige ervaring in het bedrijfsleven- ik heb functies op directieniveau gehad en ben tot het faillissement van de Heidemij daar directeur sociale zaken geweest – kon ik deze mensen van dienst zijn om te bezien welke mogelijkheden er voor hen in zaten. Het heeft tot goede resultaten geleid. Ik heb 262 cliënten terzijde mogen staan. Ik vond het eigenlijk de meest interessante tijd. Het was het minst betalend , maar wel het meest boeiend. Het was voor mij de tijd tussen mijn zeventigste en mijn tachtigste jaar, dus ik ben nog lang doorgegaan na mijn pensionering, eigenlijk nog maar twaalf jaren geleden ben ik definitief gestopt.“
We spreken tussendoor over Hein’s afkomst. In tegenstelling tot wat ik dacht – ik dacht aan Noord Holland – is zijn familie van vaders kant, afkomstig uit de omgeving van Den Haag- dat betrof dan vooral mensen uit de bank- en zakenwereld. Nog veel verder terug blijken zijn voorvaderen uit Zeeland afkomstig te zijn, veelal als vissermannen: “ Hele heroïsche figuren…” Van zijn moeders kant, de Noorse kant dus, vind je veel militairen. Zijn moeders grootvader streed nog als Kolonel Kantonnier in Zuid Afrika. Hij heeft nog deelgenomen aan een van de Boerenoorlogen daar. Ook zaten er veel artiesten in haar familie: zij heeft eigenlijke hele interessante mensen in haar familie, de familie Lysholm. Hein Smit: “Ik doe daar mijn vaders familie niet mee tekort, maar zij waren meer in de zakenwereld, met geld verdienen, bezig. “ Ook de familie van moeder had een zakelijke tak en die was in Noorwegen vertegenwoordigd door een onderneming in de nationale drank Aquavit. Hein daarover: “ Op een gegeven moment kom ik in een slijterij waar ze alleen de Deense aquavit hadden. Ik heb ze gelijk gezegd dat de Noorse aquavit (akvavit) toch veel beter was. Daarna zorgden ze altijd wel dat deze ook daar verkrijgbaar was. Wel schiet me nog te binnen dat mijn moeders naam Lysholm in een mooi ouderwets handschrift, nog steeds, op de fles Aquavit is weergegeven. ”
Omdat juist op deze winterse morgen het licht zo mooi in zijn kamer valt, pak ik maar gauw de camera en maak alvast een paar foto’s. Hein praat ondertussen, met weidse armgebaren om zijn verhaal te onderstrepen, door. Na een uur gepraat te hebben, heb ik wel trek aan een bakkie koffie. We nemen even een pauze en ik ga op weg naar beneden om koffie te halen. In de gang ontmoet ik verzorgende Rosa. Toen ze hoorde dat ik koffie ging halen, zij ze dat zij het wel even zou maken. Wat een engel toch.
Na de pauze stuurt Hein dit interview de kant op die hij zelf zo graag wil aanroeren: “ Graag wil ik iets vertellen over het verblijf hier versus mijn leven in Oosterbeek. Omdat mijn vrouw al een hele tijd ernstig ziek was – ik maakte me ernstig zorgen over haar en vreesde zelfs voor haar leven, godzijdank is ze er nog – en nu in een zorgcentrum verblijft, begon ik zelf te verpieteren. Mijn conditie ging zwaar achteruit. Ik had weinig loopvermogen, had een zwakke balans en was af en toe duizelig. Door die handicaps en de afwezigheid van mijn vrouw begon ik min of meer te vereenzamen. Ik was ook niet meer mobiel, doordat ik gestopt was met autorijden, na zo’n zestig jaar allerlei voertuigen te hebben bestuurd. Onze zonen, de een woont in Amsterdam en de ander in Arnhem, steunen ons fantastisch. Nog maar twee weken geleden bezocht een arts mij en vond dat het écht zo niet langer kon. Ik kon de trap naar boven al niet meer op bijvoorbeeld. Hij ging verschillende zorgcentra bellen en uiteindelijk ben ik door hem hier terecht gekomen. Toen ik hier kwam leek het wel een oase voor mij: het was alsof de hemel openging voor mij. Er zijn hier zulke lieftallige dames om me heen. Ik bedoel zowel in de verzorging alsook mijn medebewoners. Alleen zijn de mannen wel duidelijk in ondertal, dat is me opgevallen. Ik vertelde dat aan mijn vrouw. Zij zei dat het wel te verklaren valt: de mannen worden net zo lang door hun vrouwen verzorgd tot het niet meer gaat en dan komen ze in een zorgcentrum. Je ziet hier ook dat de mannen er vaak slechter aan toe zijn dan de vrouwen. Ik zit in het restaurant aan tafel met drie zusters. We hebben interessante gesprekken met elkaar. Het is ook interessant om ons lange leven te bezien vanuit de ‘achteruitkijkspiegel’ . Je moet het leven geleefd hebben om goed terug te kunnen kijken en al terugkijkende begrijp je het leven beter. Deze dames zijn ook zo open, het is een feest om met ze te praten. Iets anders, je hebt gezien dat ik een rolstoeler ben, zo kwam ik al rollende bij het restaurant, nog even voor de ingang staat er een Mariabeeld met op haar armen het kindje Jezus, met een prachtige tekst erbij: dat heeft grote indruk op me gemaakt:
Moge Nabijheid en Zorgzaamheid in Barmhartige Liefde de Spirit zijn van Insula Dei.
Ik haal uit die mooie tekst drie begrippen: Nabijheid, Zorgzaamheid en Liefde. Alle drie de begrippen ontmoet ik hier sterk. Ik verbaas me er een beetje over want immers er is hier geen selectie aan de poort! Je ziet hier een wereld ontstaan van saamhorigheid, van hulpverlening. Het gebeurt wel eens dat ik met mijn rolstoel in de knoop zit; er is dan altijd wel iemand die me wil helpen en als je hoort wat een levensverhalen de mensen vertellen: heel boeiend. Het zou zo moeten zijn dat in de studie psychologie een stage ingebouwd zou moeten zijn in een zorgcentrum als dit. Naar mijn inzien is het veel leerzamer dan de lessen van Freud, Jung en dergelijke. Eigenlijk is er voor mij een nieuwe dimensie toegevoegd aan mijn 92 jaar, iets dat ik voordat ik hier kwam niet voor mogelijk had gehouden. Er gaat hier een wereld voor me open. In plaats dat ik thuis zit te verpieteren, maak ik hier de interessantste dingen mee: ik had de hoop al bijna opgegeven. Ik denk dan wel eens wat ben ik hier goed terecht gekomen. Aan de tafel in het restaurant waar ik met drie dames zit ontstaan zulke mooie gesprekken. Enkele hebben in de Missie in Chili gezeten, het zijn wijze vrouwen, die ook elk een mooi verhaal hebben. Ze spreken hun talen, ook Spaans, ze hebben hun leven in dienst gesteld van de allerarmsten. Ik neem mijn hoed daarvoor af. Ben ook wel een beetje van mijn geloof gevallen. Ik geloof niet in de Bijbelse God, voor mij zit God in ieders hoofd. Ik was Luthers gedoopt in de grote Domkerk van Trondheim in Noorwegen, daar waar ik mijn eerste jaren heb doorgebracht. Toen ik gedoopt werd, was ik twee jaar. De Prest( de Dominee) gooide een hoop water over mijn hoofd en ik zei, zo klein als ik was in het Nederlands: “Genoeg…!” Iedereen vond dat zo vreemd. Ze verstonden het niet. Om nu even terug te komen op mijn tafelgenoten hier: ik zei hen dat ik zeer vereerd ben aan tafel te zitten met mensen die zoveel te zeggen hebben en dat ik altijd aan deze tafel wil zitten. Het maakt hen niet uit of ik gelovig ben of niet. Als je maar een goed mens bent en vooral respect hebt voor je medemens, dat is voor hen het belangrijkste. Zo zat ik eens te kijken naar het breien van een groepje dames, de breiclub; ze zaten daar zo blij en gelukkig een truitje of weet ik wat te breien. Ik zit dan op discrete afstand een boekje te lezen en dan komen er opmerkingen van de dames; of ik misschien wil voorlezen. Nee, zeg ik dan, ik kom alleen helpen als jullie in de knoop zitten. “
Hein Smit verbaasd zich erover dat hij, hoe ouder hij werd, hij steeds meer de talenkant op is gegaan en het wiskundige achter zich liet. Hij vertelde me dat je als psycholoog het vak wiskunde goed moet beheersen. Zonder dat kun je een studie aan de universiteit vergeten. Ik verbaasde me daarover en Hein legde me uit dat dit vooral verband houdt met het maken van grafieken , statistieken en tabellen. Als ik Hein vraag welke talen hij bedoelt dan zegt heeft hij het behalve Nederlands over de gangbare talen als Duits, Engels en Frans. Zijn moeders taal het Noors spreekt hij goed. Vroeger op de HBS waren talen bij hem, als bèta echt minder.
Zo heeft hij in latere jaren eens voor een groot gezelschap gesproken over de aspecten van taal in het bedrijfsleven. Er zou ook worden gesproken over het gebruik van taal bij de overheid. Hij werd in zijn hoedanigheid van directeur sociale zaken van de Heidemij gevraagd om een voordracht hierover te houden. Henk Vonhoff, de Commissaris van de Koningin destijds hield op hetzelfde congres ook een voordracht.
Hein Smit kon eerst niet op zijn naam komen, maar wist nog wel dat hij een bijzonder zwaar lichaam had.” Ja,“ zei ik: “Ik weet het al: dat was Henk Vonhoff van de VVD, dezelfde man die door een stoel zakte tijdens een vergadering en toen hij burgemeester werd van Utrecht, reeds de eerste dag een ambtenaar op pad stuurde om tien saucijzenbroodjes te halen. Wat een jofele burgemeester, dacht de ambtenaar. Tot hij later zag dat Vonhoff de saucijsjes allemaal zelf opat, maar dit geheel terzijde. Henk Vonhoff was een aimabele man.
Hein: “ Onder het grote aantal toehoorders op die bewuste conferentie zat ook de oude koningin Juliana. Ik wil me altijd goed voorbereiden. Daarom zocht ik lang voor aanvang de toneelmeester op en vroeg hem of hij wist hoe lang je de mensen kon boeien. Ik had in dat opzicht geen idee. Hij zei:” Als u nou Godfried Bomans was, dan zou ik zeggen klets maar wat raak.” Hij keek mij fronsend aan: “ Voor u denk ik aan hooguit zeven minuten!” De gedachte aan dit voorval doet Hein weer bulderen. “Mijn verhaal duurde ongeveer een kwartier. Het was al met al nog een succes. Ik maakte ook gebruik van illustraties om mijn betoog te onderstrepen. Het was bijzonder leuk om te doen.”
We komen te spreken over de periode zoals Hein het noemt het Derde Blok in zijn carrière. Hein werkte in die tijd onder andere voor de Stichting Studiecentrum voor Administratieve Automatisering . Max Euwe, de Nederlandse schaakmeester, was daarvan de directeur. Met hem werkte Hein Smit veel samen. Het ging toen vooral om mensen die een nieuw beroep zochten psychologisch te kunnen taxeren over hun mogelijkheden voor beroepen als programmeur of bijvoorbeeld systeemanalist. Dat was in de begintijd van Personal Computer. Hein spreekt nog over ‘die grote bakken van computers van IBM’. Zelf noemt hij zich digibeet. Het werd hem dan ook altijd wel heel gemakkelijk gemaakt: zijn secretaresse en later ook zijn vrouw deden het computerwerk, vandaar zijn huidige onbekendheid met het digitale. Zijn zoons zijn beiden virtuozen in het digitale: tja zijn zoons…In die tijd begeleidde hij onder meer een crimineel die als moordenaar kansloos leek te zijn voor een baan. De man zocht na zijn vrijlating een passende baan in de IT. Volgens Hein was hij een alleraardigste man en heeft hij het later in zijn leven ook gered. Hein over de destijds nieuwe ontwikkelingen: “ In die tijd vroeg iedereen zich af hoe de computer de werkomstandigheden en de samenleving zou veranderen. Hoewel ik niets weet van de binnenkant van de computer heb ik toen verhalen gehouden over de consequenties voor de werkomstandigheden van deze nieuwe ontwikkelingen. Eigenlijk is dat ook humor: ik praatte voor vorst en vaderland wat weg, terwijl ik zelf geen benul had van computers. Ik vond goed gehoor destijds. Als je maar lang genoeg leeft dan heb je wel van alles meegemaakt. “ Weer schiet Hein in zijn bulderende lach.
Ik vraag Hein wat zijn vooruitzichten nu zijn, heeft hij revalidatie? Een verdrietige Hein: “ Het is nu de vraag of ik ooit weer samen met mijn vrouw in ons huis in Oosterbeek kan wonen. Wij kwamen daar te wonen toen ik nog bij de Heidemij werkte. Ik heb toen gezegd dat dit zo’n mooie plek was, zo tegen de rand van het bos en ook een prachtige woning: ik wilde dit huis alleen maar in horizontale toestand verlaten. Wat er nu gaat gebeuren is voor mij nog een open vraag. Mijn vrouw heeft veel tijd nodig om te herstellen. Wat mijzelf betreft; er wordt intensief met me geoefend om mijn benen weer enigszins te kunnen gebruiken door middel van fysiotherapie. Daar is Paula Post voornamelijk mee bezig. Ik moet zeggen: er zit vooruitgang in, maar het gaat langzaam. Ik wil graag weer terug naar de situatie van een paar maanden geleden dat ik nog badminton speelde. Ik heb er alle hoop op dat ik weer op dat niveau terug kom. Mijn grootste droom is dus dat mijn vrouw en ik weer bij elkaar komen in ons mooie huis. Tot die tijd zit ik hier prima in Insula Dei en ben ik dankbaar voor de goede verzorging en goede menselijke contacten hier. Ik ervaar deze periode als een verrijking van mijn leven”
Tekst en foto’s Henny de Mönnink